Een kleine jongen zwerft langs de oever van een rivier, op zoek naar eten. Naar huis kan hij niet meer. Het keukenraam waar hij een paar dagen geleden nog naar binnen kon klimmen, is potdicht. Bij de rivier overleven de zwervers op hun eigen manier, ook Kosmos die zich zo’n beetje over dat ‘jochie’ ontfermt.
Eerst heeft Kosmos niet zo’n zin in een meeloper, maar zijn ervaring als straatzwerver, vertelt hem dat die ‘kleine’ deuren opent die voor hem allang gesloten zijn.
Tenslotte hebben ze allebei dezelfde droom, weg, naar het zuiden, naar de zee, waar het altijd zomer is en het leven veel beter is……